Samenvatting
In 'De renner' is de schrijver, Tim Krabbé, één van de 53 renners die op 26 juni 1977 deelnemen aan de Ronde van de Mont Aigoual (in het berggebied in Zuid-Frankrijk, 137 km). De start en de finish zijn in Meyrueis. De hoogste top die in de ronde voorkomt is de Mont Aigoual (1567 m). Krabbé rijdt voor de club van Anduze; zijn verzorger is Stéphan.Voordat Krabbé en de andere coureurs gaan starten, verkent hij nog even enkele kilometers van het parcours, samen met Kléber, zijn trainingsmaatje.
Kilometer 1. Despuech ontsnapt, niemand reageert, het is zelfmoord. In je eentje tegen een peleton, met nog bijna 140 kilometer te gaan. Na 5 km is Sauveplane ook weg, Krabbé gaat ook mee. Krabbé wordt snel weer bijgehaald, maar Sauveplane gaat door.
Kilometer 15-25. Ook Teissonnière, Sanchez, een renner van de Cycles Goff-ploeg en Boutonnet ontsnappen na 15 kilometer. Er is dan dus een groep van 7 renners, de hiervoor genoemde en een renner waar Krabbé niet op kan komen. Niemand is eigenlijk echt met wielrennen bezig, vooral Krabbé houdt zich veel meer bezig met de natuur.
Kilometer 25-30. Ze komen steeds dichterbij Les Vignes, waar ze de Tarn oversteken en aan de klim naar de Causse Méjean, de hoogvlakte, beginnen.
Kilometer 30-31. Het peleton ziet eindelijk de kopgroep renners ergens ver voor hen. Ze zitten al verrassend hoog.
Kilometer 31. Twee renners demarreren, het zijn Reilhan en Guillaumet. Ze zijn meteen goed weg ook. Er wordt niet gereageerd.
Kilometer 32-34. Er zijn nu dus zeven plus twee is negen renners weg, ze lopen iets in op Reilhan en Guillaumet.
Kilometer 34-36. Ze lopen weer iets in op Reilhan en Guillaumet. Barthélemy die een hele tijd naast Krabbé heeft gefietst, valt opeens terug. Lebusque en Kléber op kop. Ze lopen in op drie renners voor hen, het zijn Reilhan en Guillaumet en nog een andere renner die hun tempo blijkbaar niet bij kan houden, want hij zakt terug. Het is Sauveplane. Guillaumet wordt gelost door Reilhan. Lebusque, Kléber en Krabbé lossen Guillaumet ook en Kléber rijdt het gat dicht met Reilhan. Nu zijn ze met z’n vieren, Reilhan doet het minste werk, hij is een profiteur. Hij laat de anderen werken en slaat op het einde toe. Krabbé vindt het walgelijk.
Kilometer 36. Ze zijn boven en Kléber heeft bijna al het werk gedaan. Nu geen afdaling, maar meteen weer hard er tegenaan, dat is het zware van de hoogvlakten…
Kilometer 37-44. Krabbé merkt dat ze minstens twee minuten voor liggen op het peleton en is daar trots op. Ze hebben Barthélemy, Petit, Wolniak, Quincy, Sauveplane, Lange gelost en nog een paar. Ze zijn nog maar met vier sterke mannen over: Lebusque, Kléber, Reilhan en Krabbé. Reilhan doet nog steeds geen kopwerk, maar Krabbé begrijpt dat hij eigenlijk blij moet zijn met elke meter kopwerk die Reilhan verricht, want zijn ploegmaat Boutonnet rijdt voorop.
Kilometer 44-55. Ze passeren een spookdorp en er komt een vliegtuigje over. Verder niets bijzonders, Reilhan doet nog steeds geen kopwerk.
Kilometer 55-59. Lebusque krijgt een lekke band en valt af. Krabbé fietst geweldig vindt hij zelf, maar hij is de slechtste daler: hij is bang. Elke keer denkt hij aan de gevolgen als hij zou vallen.
Kilometer 59-61. Ze vangen weer een glimp op van de kopgroep. Door het wegvallen van Lebusque is het tempo gezakt, maar zometeen begint de afdaling en dan bepaal je zelf je snelheid niet meer. Ze liggen nu iets meer dan twee minuten achter op de kopgroep, rekent Krabbé uit. Het is nog acht kilometer naar Meyrueis.
Kilometer 61-67. Krabbé is bang, de eerste kilometer dalen was niet zo erg geweest. Als hij daar gevallen was, was hij waarschijnlijk door een hek op een weiland terechtgekomen, maar nu zou hij of te pletter slaan tegen de rotswand, of in de diepte van een ravijn vallen. Reilhan haalt Krabbé in en ook Kléber. Even later halen zelfs Lebusque en Barthélemy(!) hem in.
Kilometer 67. Ze komen door Meyrueis: de eerste lus van de ronde zit erop. Krabbé heeft 20m achterstand op Kléber, Lebusque en Barthélemy.
Kilometer 68. Zes kilometer klimmen en ze zitten weer in het hoogland, de Causse Noir. Krabbé is bij de andere drie gekomen. Toch knap dat Barthélemy terug is gekomen.
Kilometer 69. Nog vier kilometer klimmen. Ze zien Reilhan in de rug, samen met Despuech, hij heeft toch ongeveer twee uur alleen gereden. Ze halen Despuech in. Er zijn dan nog maar vijf renners voor hen: Sanchez, Boutonnet, Teissonnière, de Cycles Goff-jongen en de jongen waar Krabbé eerder ook al niet op kwam.
Kilometer 70-71. Nog drie kilometer klimmen, Ze zien auto’s en renners, dat moet dus de kopgroep zijn. Krabbé gaat voor in de groep rijden en ziet dat er twee renners zijn gelost, Sanchez en een jongen in een Moltini-trui. De jongen in de Cycles Goff-trui ligt op kop, want hij rijdt niet meer bij de anderen. Als de afstand tussen Teissionnère en Boutonnet en de groep Krabbé nog maar twintig meter is, versnelt Lebusque.
Kilometer 72. Nog een kilometer klimmen Barthélemy is weer gelost, maar zit toch nog twintig meter achter de groep Krabbé.
Kilometer 72-73. Ze zijn nog maar met zijn zessen. Lebusque en Kléber op kop, Krabbé erachter, dan Barthélemy, die alweer is terug gekomen, dan Reilhan en Teissonnière. Boutonnet is gelost bij de versnelling van Lebusque.
Kilometer 74-75. Causse Noir. Er staat een kille wind die ze precies schuin tegen hebben. Krabbé stelt voor om in een waaier te gaan rijden, omdat ze dan minder last van de wind zouden hebben. De renner van de Cycles Goff-ploeg heeft een kleine minuut voorsprong ziet Krabbé, maar dat wordt kleiner. Barthélemy neemt niet over, hij doet nu hetzelfde als Reilhan eerst deed.
Kilometer 75-78. Het lijkt eindeloos te duren voordat ze weer gaan klimmen. De lucht boven de bergen is zwart en de Cycles Goff-renner rijdt nog steeds eenzaam voor hen uit.
Kilometer 78-82. Barthélemy zit nog steeds aan het laatste wiel, hij spaart zijn krachten, hij is geen goede klimmer. Krabbé maakt zich boos op Barthélemy en laat zich afzakken in de hoop dat Barthélemy hem voorbij gaat en zijn krachten toch nog een beetje verspeelt. Barthélemy doet niets en op het moment dat Krabbé dat door heeft, gaat Krabbé versnellen. Hij rijdt in een keer het gat dicht met de anderen, Barthélemy volgt, hij haalt de groep in en hij klamt aan bij de Cycles Goff-renner, samen met Barthélemy.
Kilometer 82. Een kopgroep van drie: Krabbé, Cycles Goff en Barthélemy. Ze worden op 15 sec gevolgd door Reilhan, Kléber, Lebusque en Teissonnière.
Kilometer 83-88. Het begint flink te regenen. Krabbé verwondert zich erover dat de Cycles-Goff renner nog zo makkelijk rijdt.
Kilometer 88-92. Teissonnière is uitgevallen; er zijn nog zes koplopers.
Kilometer 92-99. Barthélemy probeert te ontsnappen, maar hij wordt weer ingehaald door de groep. Dan valt de Cycles Goff-renner ook af.
Kilometer 100-104. Er is een kopgroep van slechts vier renners: Lebusque, Kleber, Krabbé en Reilhan. De anderen zijn afgevallen.
Kilometer 104-114. Lebusque is gelost en Reilhan ligt honderd meter achter, hij probeert terug te komen en Krabbé overweegt om hem voorgoed kwijt te raken door nu weg te sprinten, hij doet het niet. In Camprieu sleept Kléber de premie in de wacht op de top.
Kilometer 114-121. Kléber, Reilhan, Lebusque, die weer bijgekomen is, en Krabbé bereiken de top van de Mont Aigoual. Ze moeten nu alleen nog maar dalen. Kilometer 121-130. Krabbé begint Reilhan te pesten, zonder resultaat. Dan opeens…KNAL…Krabbé heeft een lekke band gekregen, Reilhan sprint weg, maar Krabbé zijn verzorger Stéphan is er snel bij en zorgt voor een nieuw wiel. Kléber en Lebusque rijden alweer achter hem.
Kilometer 130-134. Krabbé is weer bijgekomen en hij en Reilhan liggen op kop, maar Lebusque en Kléber zijn ook weer bijgekomen.
Kilometer 135-136. Kléber en Lebusque zijn alweer afgevallen, het gaat nu om Reilhan en Krabbé
Kilometer 137. In de laatste straat neemt Krabbé de kop. In de sprint verliest Krabbé met 10 cm van Reilhan, Lebusque wordt derde en Kléber vierde. Tijdens de rit vertelt Krabbé de lezer allerlei dingen over zichzelf, zijn jeugd, over zijn sportcarrière, over andere wielrenners en over belangrijke wielerwedstrijden. Het thema van dit boek is 'de wielersport', omdat hij in 'De renner' een verslag doet van een wedstrijd die hij als wielrenner gereden heeft. Maar behalve een beschrijving van de gebeurtenissen in die wedstrijd bevat het ook stukken tekst waar hij opkomt als er iets gebeurt en andere korte stukjes over de wielersport. Hij geeft beschrijvingen van tijden waarbij hij zichzelf helemaal stortte op de wielersport of op het schaken. Dat 'het onbegrip van mensen die niet zo met de wielersport bezig zijn' belangrijk is, blijkt al uit de eerste pagina van het boek: "Ik pak mijn spullen uit mijn auto en zet mijn fiets in elkaar. Vanaf terrasjes kijken toeristen en inwoners toe. Niet-wielrenners. De leegheid van die levens schokt me."
bron : scholieren.com
Mening
Ik vond het boek 'de Renner', een moeilijk boek om te lezen en ik vond het eigenlijk ook niet zo heel interessant. Op sommige stukjes ging het verhaal over van tegenwoordige tijd, naar de verleden tijd, dit kon ik niet altijd volgen, hierdoor was ik af en toe de draad kwijt. Het verhaal waarover Tim Krabbé schrijft vond ik ook niet heel interessant. Het was te saai en er gebeurde niet veel dingen, ik vond het wel leuk dat hij elke kilmeter letterlijk in zijn boek beschreef.
Opdracht: collage
ik heb voor deze foto's en woorden gekozen omdat dit erg overeen komt met wat in me opkomt als ik het boek de Renner hoor/ zie. De foto's van de bergen die je ziet in de collage, zijn op de plaatsen waar het boek over gaat, zoals het plaatsje Meyrueis, Cevennen enzovoort. Ook heb ik 2 foto's in mijn collage gedaan van Tim Krabbbé, tijdens het wielrennen en met zijn fiets. Hij beschrijft eigenlijk zich zelf in het verhaal en daarom kon ik makkelijk foto's van hem vinden met een wielrenner of tijden het wielrennen. De woorden die bij de collage staan, dat zijn de woorden die in mij op komen, ik vind het boek de Renner echt een sportief boek en het hele boek gaat over sporten zelf. Ook komt Krabbé in me op, omdat dat natuurlijk de schrijver is.